Cran
keep, kerf; gaatje [in riem]; fut; lef; pit; cran de sûreté, rust [v. geweer]; baisser (descendre) d'un cran, een eindje lager plaatsen; fig. achteruitgaan; een toontje lager zingen; lâcher d'un cran, een gaatje ruimer zetten; monter d’un cran, een eindje hoger plaatsen; fig. vooruitkomen.