Wat is de betekenis van course?

(zelfstandig naamwoord) [alg.] zie: woordenboek E-N

Menugang: een op zichzelf staand gerecht, of een bij elkaar behorende, tegelijk geserveerde combinatie van gerechten.

Course - (Fr.) wielerwedstrijd.

course: Franse benaming voor wielerwedstrijd.

Frans voor wielerwedstrijd. Zie ook koers.

→ baan

paarden- of motorwedstrijd

’t lopen, ’t rennen, ’t rijden, loop, ren, rit; ’t jagen [v. wolken]; wedloop, (wed)ren, wedstrijd; reis, tocht; gang, boodschap; beweging; slag; slaglengte; kaapvaart; course plate, wedren op de vlakke baan; course au clocher, wedren over heg en steg, steeple-chase; course à pied, wedloop; course au trot, draverij; c...

I loop, koers, gang, verloop, beloop; wedloop; (ren)baan; lange jacht; cursus, leergang; reeks, opeenvolging, laag, gerecht; kuur; fig weg, handelwijze, gedragslijn (course of action)-, course of echange, wisselkoers; evil courses, slechte levenswandel; take a course of waters, een kuur doen; let things take their Gods water over Gods akker late...