Coton
katoen, boomwol; watten; dons, vruchtpluis; élever un enfant dans du coton, een kind vertroetelen; il y aura du coton, ’t zal er warm toegaan; en coton, katoenen; slap, zwak.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
katoen, boomwol; watten; dons, vruchtpluis; élever un enfant dans du coton, een kind vertroetelen; il y aura du coton, ’t zal er warm toegaan; en coton, katoenen; slap, zwak.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Coton - (Pierre), Fransch Jezuïet en hofprediker, biechtvader van Hendrik IV en Lodewijk XIII, geb. 1564, overl. te Parijs 1626, schreef: l,Institution catholique (1610), Sermons sur les principales et les plus difficiles matières de la joi (1617), Genève plagiaire (1618), Lettre dêclaratoire de la doctrine des Pères jésuites (een antwoord op de be...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: