Wat is de betekenis van Coton?

2025-07-27
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Coton

katoen, boomwol; watten; dons, vruchtpluis; élever un enfant dans du coton, een kind vertroetelen; il y aura du coton, ’t zal er warm toegaan; en coton, katoenen; slap, zwak.

2025-07-27
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

coton

(Fr.) katoen.

2025-07-27
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Coton

Coton - (Pierre), Fransch Jezuïet en hofprediker, biechtvader van Hendrik IV en Lodewijk XIII, geb. 1564, overl. te Parijs 1626, schreef: l,Institution catholique (1610), Sermons sur les principales et les plus difficiles matières de la joi (1617), Genève plagiaire (1618), Lettre dêclaratoire de la doctrine des Pères jésuites (een antwoord op de be...

2025-07-27
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Coton

lr. katoen Cotonnerie, katoenplantage.