Wat is de betekenis van convoceer?

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

convoceer

convoceer - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van convoceren     * Ik convoceer 2. gebiedende wijs van convoceren     * convoceer! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van convoceren     * convoceer je?