Wat is de betekenis van Convīcĭor?

2025-07-26
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Convīcĭor

(convītĭor), dep. (1), iemd luid verwijtingen doen, schelden, smaden, lasteren, absol., Liv., ald, Quint.

Gerelateerde zoekopdrachten