Wat is de betekenis van Contubernaal?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Contubernaal

(<Lat.), m. (...nalen), mede-inwonende, kamergenoot; kostganger.

2025-07-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Contubernaal

kamergenoot ; kostganger.

2025-07-26
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Contubernaal

(Lat. tentgenoot), kamergenoot, ook: kostganger.

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

contubernaal

m. contubernalen (Lat. contubernalis = tentgenoot: tem., die met een ander samenwoont, kamergenoot; ook: kostganger).

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

contubernaal

→: kontubernaal.

2025-07-26
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Contubernaal

lat. Kamergenoot, in het dagelijksch leven meest gebruikt voor hem, die met een ander in hetzelfde huis, kamers bewoont.

2025-07-26
De kleine Zuiveraar - vreemde woorden woordenboek

G.F. Callenbach (1908)

Contubernaal

samenwoner, kamergenoot.

2025-07-26
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Contubernaal

Lat., kamergenoot, kostganger.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Contubernaal

CONTUBERNAAL, m. (...nalen), samenwoner, mede-inwonende, kamergenoot, kostganger.

Gerelateerde zoekopdrachten