contexo
texŭi. textum (3); 1. eig., samen- of ineenweven, -vlechten. | praegn., (vlechtend enz.) vormen. 2. overdr., in ruimere zin, (laag op laag -, rij aan rij) samenvoegen, vand. in ’t alg. = aan elkander schakelen, in een rij doen voortlopen, voortzetten, vervolgen en dgl., nauw verbinden, zowel van concreta als van abstracta, interrupta, weer, a...