Wat is de betekenis van Cone?

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Cône

kegel; kegel vrucht.

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

1 kegel; 2 sparappel, pijnappel; 3 horentje (met ijs).

Lees verder

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

conus, kegel; bijv. nw. conic, conical.

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

[Eng.], m. (-s), konisch opgemaakte kruisspoel.

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

sfad in Frankrijk. Zie COSNE.

Gerelateerde zoekopdrachten