Concurro
curri (zelden cŭcurri), cursum (3); 1. samenlopen, -rennen, van alle zijden toesnellen, ijlings samenkomen, - verschijnen; ook = zijn toevlucht tot iets nemen. 2. (van twee of meer kanten) samentreffen, concurrit os, sluit zich, Quint.; ook van abstracta = samentreffen, te gelijk plaats vinden, - gebeuren. | praegn., tegen elkaar lopen, - st...