Conandron
Conándron Sieb. et Zucc. [Ph. Fr. von Siebold en J. G. Zuccarini], - van Gr. konos, kegel; andrôn [van anêr (andros), man], mannenvertrek. - De naam zinspeelt op het feit, dat de helmknoppen (mann. organen) tot een kegelvormig geheel zijn vergroeid.