Comprĕhendo
(comprendo), prĕhendi (prendi), prĕhensum (prensum) (3); I. samenvatten, bijeenhouden, verbinden. II. a. eig., omvatten, omsluiten, bevatten, een omvang hebben van, duo et triginta stadia, Curt. | aanvatten, grijpen, (van vuur) aantasten, ignem, vuur vatten, Caes., (van ziekte) aantasten; (als smekeling) iemds hand grijpen, ...