Chiejef
rechthebbend, voorkeur hebbend; speciaal in de terminologie van de synagoge gebruikt; hij is chiejef; hij heeft recht op een bepaald eerbewijs, bijv. voor de Tora geroepen te worden, zo gebruikt van een bruidegom, een man, die jaartijd heeft (zie aldaar) enz; adjectief ontstaan uit 't Hebreeuws substantief chiejjoew, verplichting; ch. was oors...