Wat is de betekenis van Cheat?

2025-07-23
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Cheat

I 1 bedriegen, beetnemen; verdrijven II bedriegen, vals doen (spelen); cheat (out) of, afzetten; III 1 bedrog, afzetterij; 2 bedrieger, afzetter.

2025-07-23
Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Cheat

rivier in het noordoosten van Virginië, ontlast zich, in hel pennsylvan. graafschap Fayette, in den Monongahela.