Wat is de betekenis van Causer?

2025-07-27
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Causer

I. 1. veroorzaken, teweegbrengen, aanrichten, bewerken, aanleiding geven tot, verwekken, baren, berokkenen, bezorgen; 2. spreken over; causer politique, over politiek praten; II. praten, keuvelen, kouten; faire causer qn., iem. uithoren.