Causer
I. 1. veroorzaken, teweegbrengen, aanrichten, bewerken, aanleiding geven tot, verwekken, baren, berokkenen, bezorgen; 2. spreken over; causer politique, over politiek praten; II. praten, keuvelen, kouten; faire causer qn., iem. uithoren.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
I. 1. veroorzaken, teweegbrengen, aanrichten, bewerken, aanleiding geven tot, verwekken, baren, berokkenen, bezorgen; 2. spreken over; causer politique, over politiek praten; II. praten, keuvelen, kouten; faire causer qn., iem. uithoren.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: