Cassa
kas, geldkas; gerede geldvoorraad; telmachine in winkels.
A. Lankhout en J.E. Bas Backer (1951)
1. kist, kast; 2. cassa, kas. 3. trom; cassa fulminante, contant; battere la gran cassa, op de grote trom slaan; cassa armonica, klankbodem; cassa malattia, ziekenfonds.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
v. cassa’s (It. [Lat. capsa]: kas, plaats, waar betaald wordt; v. e. handelszaak: de aanwezige geldvoorraad; telmachine).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: