Carpínus laxiflóra BL
Japan; 15 m. Hoog opgroeiende struik, gekenmerkt door de langtoegespitste bladeren en de lange, losse vruchtkatjes. Jonge twijgen dun, kaal; bladeren 4-7 cm lang, bovenzijde matglanzend donkergroen, kaal, onderzijde iets lichter en alleen in de oksels behaard, in het najaar zeer mooi geel-rood verkleurend, eivormig-elliptisch, met lang toegespitst...