Wat is de betekenis van Caduceüs?

2025-07-23
ABC van de kunst

Douwe Brongers & Désirée Raemaekers (2004)

Caduceus

Ook: Mercuriusstaf. Staf van de Griekse god Hermes: staf waar twee slangen omheen slingeren, bekroond door twee vleugels. Zie aesculaap.

2025-07-23
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Caduceus

(uitspr. kadoetseeoes) [Lat., van Gr. karukeion, karukion = slangenstaf van Mercurius, symbool van vrede en handel] herautenstaf, vredesstaf. caecum (Lat. caecus = blind) (med.) blindedarm.

2025-07-23
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Caduceus

staf van Mercurius; herautenstaf

2025-07-23
Prisma van de symbolen

Hans Biedermann (1992)

caduceus

Mercuriusstaf, symbool van de Griekse godheid Hermes (bij de Romeinen Mercurius), bode van de góden. De staf bestaat uit een tover- of bodestaf waaromheen zich symmetrisch, met de koppen naar elkaar gewend, twee slangen slingeren.

2025-07-23
Kleine woordentolk der geesteswetenschappen

A.J.H. van Leeuwen, A.P. Meyer-Gerhard (1977)

CADUCEUS

(l) De staf van Mercurius. Het zinnebeeld van de sushumnâ met de idâ en de (?)

2025-07-23
Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

CADUCEUS

Latijnse verbastering van het dorische καρυκειος, naam van de herautsstaf, in het bijzonder van de staf van → Hermes-Mercurius, de bode der goden.

2025-07-23
Mythologische Encyclopedie

Dr. A. van Anken (1961)

CADUCEUS

De staf van een heraut, speciaal die van Hermes-Mercurius als bode der goden. De staf is een tak van de olijf, met banden versierd; de caduceus van Hermes-Mercurius is omwonden door twee slangen, die aan weerszijden van de stok, hun koppen naar de top van de stok buigen. Tevens was de caduceus een toverstaf waarmee de god iemand kon doen inslapen e...

2025-07-23
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Caduceus

gevleugelde slangenstaf van Mercurius; staf der vredeboden.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Cādūcĕus

i, m. en cādūcĕum, i, n. herautsstaf.