Wat is de betekenis van brood in de zak hebben?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

brood in de zak hebben

(1973) (inf.) een wind gelaten hebben. • Dè kel rükt nao broeëd. Die kerel stinkt. Broeëd ien de tes hebbe: brood in de zak hebben: stinken. (Th. van de Voort: Het dialekt van de gemeente Meerlo-Wanssum. 1973)