Wat is de betekenis van bromkloot?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bromkloot

m. (...kloten), (gew.) bromtol, (Zuidn. ook) grolpot.

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

bromkloot

(19e eeuw) (scheldw.) mopperaar; chagrijnig persoon. In Deventer betekent het echter: bromtol. • Bromkloot, m. top; Brompot, m. en v. grunter, grumbler. (K. ten Bruggencate: Engelsch Woordenboek. 1896) • Bromkloot (Bromklouwt): Iemand die vaak moppert. BMW 44. (Casper van de Ven: De Brabantse spot- en scheldnamen. 2013)

2025-07-27
Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

bromkloot

(N.-Dr., Z.W.), hoeltop (Annen, Eelde), bromtop (Ann.kan.) bromtol, Vledder, Beilen battering.

Gerelateerde zoekopdrachten