brijpot
(19e eeuw) (spot.) dikke, lompe kerel. • (G.J. Boekenoogen: De Zaansche volkstaal. 1897)
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (spot.) dikke, lompe kerel. • (G.J. Boekenoogen: De Zaansche volkstaal. 1897)
Wiktionary (2019)
brijpot - Zelfstandignaamwoord 1. de pot waar de brij in wordt gedaan (en die hopelijk niet te heet wordt opgediend) ♢ Bij ons in de Jordaan<br>Waar de bloemen voor de ramen staan<br>En de Amsterdamse humor nooit verloren gaat<br>Zolang de lepel in de brijpot staat<br>w:Johnny J...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Meindert Schroor PhH (2016)
Nagenoeg dichtgegroeid water in moerassig gebied ZW. van Akkrum; als meertje (pet) door turfgraven in de 17e eeuw ontstaan. Zie: Waternamen 419.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-ten), pot om brij in te koken; pot met brij: zolang de lepel in de staat; (spr.) bij moeders blijven zitten, hokken, nooit van huis gaan, niet zelfstandig worden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: