Wat is de betekenis van bree?

bree - Werkwoord 1. enkelvoud verleden tijd van breien ♢Ik bree ♢Jij bree ♢Hij, zij, het bree

A. de. Werkzaam omstreeks het einde der 19de eeuw. Schilder van landschappen, meestal met paarden en figuren, ook stalinterieurs. Sommige van zijn schilderijen zijn gedateerd 1885 en 1887.Scheen 1946 en 1969.

is een gemeente in Belgisch-Limburg, aan de Kempische vaart, op vlakke zandbodem (2644 ha); landbouw, potten- en pijpenbakkerijen, tabaksbewerking, voedingsnijverheid. Inw. (1945) 5754. Bree was eerst een Loonse, later een Luikse stad en werd belegerd o.m. in 1604 en 1675. De wallen zijn thans in ringlaan omgeschapen. De mooie Laatgothische St-Mich...

gem. in Belg. Limburg, 4270 inw.

Belg. gemeente in de prov. Limburg (arr. Maaseik), aan de Zuidwillemsvaart, in de Noorderkempen, 49,17 km2, 10350 inw. (1975). De bodem bestaat uit zandgronden en lemige zandgronden op grint. De cultuurgrond (28 km2) is voor 70 % weiland; er is 7 % bos. In 1964 werden de gemeenten Beek en Gerdingen bij Bree gevoegd. Het stadje Bree is een verzorg...

Onder dezen naam vermelden wij: Mattheus Ignatius van Bree, een voortref­felijk Nederlandsch schilder. Hij werd geboren te Antwerpen den 22sten Februarij 1773, oefende zich aldaar op de stads teekenschool, vervolgens te Parijs in het atelier van Vincent en behaalde in 1798 door zijn “Dood van Cato” den tweeden prijs bij de Fransche Ac...

(Matth. Ign. van), geb. 1775 te Antwerpen, gest. aldaar 1839 als directeur der akademie van schoone kunsten; en (Phil. Jac. van),broeder en leerling van den vorige, geb. 1786 te Antwerpen, sedert 1818 gevestigd te Parijs, beiden beroemd als historieschilders.