Wat is de betekenis van braoschen?

2025-07-29
Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

braoschen

pochen, grootspreken, bröschen (Emmen); opsniden (Zuidlaren), opsnien (Rolde, Ide); schroeten (Zuidwolde, Rwold). Vgl. brieskerd bij bruschen.

Gerelateerde zoekopdrachten