Wat is de betekenis van bouwt af?

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bouwt af

bouwt af - Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbouwen ♢ Jij bouwt af 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbouwen ♢ Hij bouwt af 3. verouderde gebiedende wijs meervoud van afbouwen bouwt af...