Wat is de betekenis van bouwpakket?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

bouwpakket

1) (1991) (inf.) (sch.) (Thaise) transseksueel, vaak in de prostitutie. Ook wel: bouwdoos*. • In diezelfde Stoofsteeg is ook de werkplek van de ‘katoys’ ofwel ‘bouwpaketten’ in de woorden van sommige insiders. Katoys zijn ooit als man ter wereld gekomen, maar hebben zich door middel van behandelingen met hoge...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bouwpakket

bouwpakket - Zelfstandignaamwoord 1. een pak of doos met losse onderdelen die nog in elkaar gezet moeten worden tot het eindproduct Bekend zijn kant-en-klare meubels, deze worden als bouwpakket verkocht om thuis in elkaar gezet te worden. Woordherkomst samenstelling van bouw(werkw...

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bouwpakket

bouwpakket - zelfstandig naamwoord uitspraak: bouw-pak-ket 1. doos met onderdelen waar men zelf een apparaat mee kan samenstellen ♢ dit is een bouwpakket voor het maken van een vliegtuigje Zelfstandig naamwoord: bouw-pak-ket ...

2025-07-28
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Bouwpakket

Bouwpakket - → Amateurbouw 2.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bouwpakket

o. (-ten), pakket met onderdelen die men zelf in elkaar zet.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)