Wat is de betekenis van bouw?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bouw

I. BOUW m., g. mv., 1. het bebouwen, bewerken, inz. beploegen van het land; de bouw is afgelopen; hij begint te laat met zijn bouw; 2. het verbouwen van enig gewas: de bouw van beetwortelen is voordelig; de bouw van maïs invoeren; aardappelen en groenten van eigen bouw, van eigen teelt, zelf verbouwd; 3. het maai...

2025-07-28
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Bouw

Zie Baue

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bouw

bouw - Zelfstandignaamwoord 1. het doen verrijzen van huizen, bruggen enz. De bouw van de piramiden heeft ongetwijfeld veel voeten in de aarde gehad. 2. het bouwbedrijf Hij is in de bouw gaan werken. 3. het bouwterrein ...

2025-07-28
Vastgoedmanagement

Willem G. Keeris (2018-2019)

Bouw

Bouw is de algemeen gehanteerde, niet gespecificeerde benaming voor het realisatieproces van een bouwwerk, dan wel – afhankelijk van de context – voor de plaats waar dat realisatiepro-ces plaatsvindt. Zie ook: bouwen, bouwwerk en proces. Tags: bouwen – bouwwerk – proces.

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bouw

bouw - zelfstandig naamwoord 1. de sector die zich met het bouwen bezighoudt ♢ hij werkt in de bouw 2. de manier waarop iets in elkaar zit ♢ de bouw van die toren is erg ingewikkeld Zelfstandig naa...

2025-07-28
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

bouw

(zn) oogsttijd LC.

2025-07-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

bouw

(de) gebouw.

2025-07-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Bouw

[Mal. bahoe] Ind. oppervlaktemaat (bijna 7100 m2).

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Bouw

Indische oppervlaktemaat (ca. 71 are)