Botshamer
m. (-s), (Zuidn.) boothamer. BOTSING, v. (-en), het botsen : de onderlinge botsingen der moleculen ; — stoot, schok; het heftig tegen elkander aankomen, eig. (van voertuigen) of fig. (van mensenmenigten, ideeën, plannen, machten enz.), veelal in de verbinding in botsing komen met: botsing van twee treinen ; de stakers kwamen in botsing...