botsbollig
Onbesuisd, bruusk; plotseling. Ida werd bang. Ze had botsbollig haar kostbaar geheim laten ontglippen, BIJDEKERKE 1948, 132. Er (kwam) nog bij dat Mira... botsbollig haren cavalier liet staan, om met een gendarm te dansen, STREUVELS 1964, 52.