Bosloper
m. (-s), (gew.) bosbode.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw, vero.) (vnl. Zaanstreek) man die geld ophaalt; bode voor het begrafenisfonds. • (G.J. Boekenoogen: De Zaansche volkstaal. 1897) • Bosloper. Bode voor het begrafenisfonds. (Aldert Walrecht: Woordenboekspel. 1991)
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: