Wat is de betekenis van bosloper?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bosloper

m. (-s), (gew.) bosbode.

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

bosloper

(19e eeuw, vero.) (vnl. Zaanstreek) man die geld ophaalt; bode voor het begrafenisfonds. • (G.J. Boekenoogen: De Zaansche volkstaal. 1897) • Bosloper. Bode voor het begrafenisfonds. (Aldert Walrecht: Woordenboekspel. 1991)

Gerelateerde zoekopdrachten