Boomtouw
v. (-en), touw om de uiteinden der windbomen van een gangspil stevig vastgemaakt, om het uitschieten te beletten en het winden geregelder te doen gaan.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), touw om de uiteinden der windbomen van een gangspil stevig vastgemaakt, om het uitschieten te beletten en het winden geregelder te doen gaan.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-en), (zeilvaart) touw, stevig vastgemaakt om de uiteinden van de windbomen van een gangspil om het uitschieten te beletten en het winden geregelder te doen gaan.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jacob van Lennep (1865)
z.n.o. - Touw, dat door de gaten van de Boomen (spaken) van het gangspil wordt rondgeschoven om ze te verbinden, en zoo te beletten dat ze er niet uitvliegen, wanneer, door ’t breken van den pal, het spil rondvliegt.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: