Wat is de betekenis van Bommerd?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bommerd

m. (-s), wat in zijn soort groot van omvang, maar soms van binnen hol is: bommerds van aardappelen.

2025-07-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

bommerd

(19e eeuw) (Zaanstreek) iets dat groot is in zijn soort. Vgl. joekel*. • bommerd (uitspr. bàmmart), znw. m. Iets dat groot is in zijn soort. // Kijk ers wat 'en bommerd van'en appel. Nou hoor, 't is 'en bommerd. - In Waterland ook van iets, dat groot van omvang, maar van binnen hol is; van eten b.v. een grote beet, maar een kleine kauw...

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bommerd

m. bommerds (iets groots en diks in zijn soort inz. van vruchten): bommerds v. peren.

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bommerd

('bommərt) m. (-s) wat groot van omvang is, maar soms van binnen hol : -s van aardappelen.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bommerd

m. (-s), wat in zijn soort groot van omvang, maar soms van binnen hol is: bommerds van aardappels.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bommerd

BOMMERD, m. (-s), wat in zijne soort groot van omvang, maar soms van binnen hol is; bommerds van aardappelen.

Gerelateerde zoekopdrachten