Boffer
m. (-s), 1. (gew.) iem. die weigert een koop gestand te doen. 2. iem. wie alles meeloopt, geluksvogel. 3. een toevallig gelukje; inz. een gelukkige stoot; slag of worp in een spel. 4.(Zuidn.) bluffer, pochhans.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. (gew.) iem. die weigert een koop gestand te doen. 2. iem. wie alles meeloopt, geluksvogel. 3. een toevallig gelukje; inz. een gelukkige stoot; slag of worp in een spel. 4.(Zuidn.) bluffer, pochhans.
Wiktionary (2019)
boffer - Zelfstandignaamwoord 1. iemand wie alles meezit, een bofkont 2. een toevallig gelukje, een bof Woordherkomst afgeleid van boffen met het achtervoegsel -er
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-s), 1. iemand die weigert een koop gestand te doen; 2. iemand wie alles meeloopt, geluksvogel; 3. een toevallig gelukje; vooral een gelukkige stoot, slag of worp in een spel; 4. bluffer, pochhans.
J.H. van Dale (1898)
BOFFER, m. (-s), (gew.) iem. die weigert een koop gestand te doen; — iem. wien alles meeloopt, geluksvogel; een toevallig gelukje; inz. een gelukkige stoot; slag of worp in een spel; — (Zuidn.) bluffer, pochhans. BOFSTER, v. (-s).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: