Boender
m. (-s), 1. werktuig om mee te boenen, met water schoon te maken; — lange boender, voor vloeren en gangen; — platte boender, smalle haren borstel voor houtwerk; — vgl. heiboender, pottenboender. 2. (fig.) een schrobbering: iem. de boender geven, hem wegjagen. 3. (in sommige plaatsen) student die...