bobbies
(1980+) (< Sur.) (straattaal) borsten. Ontleend aan het Surinaams. Ook: bobbetjes. • bob'bie (de, -s), 1. borst van een vrouw. Als meneer [de leraar] niet keek, sprong ze gewoon op en danste op en neer allerlei grimassen makend. () 'Kijk hoe d'r bobbies dansen', zei Maikel dan altijd (Rappa 1981: 53). - 2. Tepel van een vrouw. - Etym.: Vgl....