Bobberen
(bobberde, heeft gebobberd), 1. bobbelen ; 2. trillen, poperen (van iets dat tot berstens toe gezwollen of topzwaar is).
Van Dale Uitgevers (1950)
(bobberde, heeft gebobberd), 1. bobbelen ; 2. trillen, poperen (van iets dat tot berstens toe gezwollen of topzwaar is).
Marc De Coster (2020-2025)
(1969) (Barg.) geslachtsgemeenschap hebben. • (Enno Endt: Een taal van horen zeggen. Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969) • .... afhakken, bibberen, bobberen, dreutelen. emmeren, fleppen, geilen, een hoogstandie maken, ienzen, kofferen, ... naaien, neuken, piepelen, een puntje zetten, rammen, op de schroef gaan, tok...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(bobberde, heeft gebobberd), 1. bobbelen; 2. trillen, poperen (van iets dat tot berstens toe gezwollen of topzwaar is).
J.H. van Dale (1898)
BOBBEREN, (bobberde, heeft gebobberd), bobbelen; trillen, poperen (van iets dat tot berstens toe gezwollen of topzwaar is). BOBBERING, v. (-en).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: