Bluff
bluf.
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I is stomp [v. boeg]; steil; brusk, openhartig, rond (uit); II 1 steile oever of voorgebergte; 2 bluffen [bij poker]; brutale grootspraak; call a person’s bluff, iemand dwingen de kaarten open te leggen, zijn grootspraak als zodanig ontmaskeren; III ophakken om te overbluffen of bang te maken; bluffen IV overbluffen, beduvelen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: