bloos
bloos - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blozen ♢ Ik bloos 2. gebiedende wijs van blozen ♢ bloos! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blozen ♢ bloos je?
Wiktionary (2019)
bloos - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blozen ♢ Ik bloos 2. gebiedende wijs van blozen ♢ bloos! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blozen ♢ bloos je?
J. van Donselaar (1936)
tw., term bij het knikkerspel wakatjopoe: zie het cit. Liggen deze [de boegroes van A en B] niet mooi achter elkaar, wat kansen op ‘bommen’ (raken) vermindert, dan roep C ‘romein’ of ‘bloos’. ( ) Roept hij ‘bloos’ dan blijft hij staan en verplaatst A of B zijn boegroe (Nekrui 12).
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: