Wat is de betekenis van bloesem?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bloesem

m. (-s), 1. bloem als datgene waaruit zich later een vrucht ontwikkelt; 2. verzamelnaam voor al de bloemen van een plant, inz. van vruchtbomen: de bloesem valt af ; bloesem dragen, in bloei staan; 3. (fig.) bloei.

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bloesem

bloesem - Zelfstandignaamwoord 1. het bloemengeheel van een vruchtboom De aanhoudende koude bedreigt de bloesems van Limburgse appelbomen. Verwante begrippen bloesemgeur, bloesemtak, bloesemtocht

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bloesem

bloesem - zelfstandig naamwoord uitspraak: bloe-sem 1. bloemen van vruchtbomen ♢ de bloesem van de perenboom is het fraaist Zelfstandig naamwoord: bloe-sem de bloesem de bloesems...

2025-07-28
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

bloesem

bloesem - maagdom. Ja, Vrienden! 't is een wondre tijd En ieder is zijn bloezem kwijt, (ENGELHART), Kinderen mijner jeugdige Lossigheden 117 [1806].

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

bloesem

bloeisel; bloeisels dra.

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bloesem

s., bloesem, blossem, bloeisem, bloeisel (it), bloei.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bloesem

m. bloesems, bloesempje (bloem of bloeisel inz. v. e. vruchtboom; de bloesems samen).

2025-07-28
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Bloesem

→ Bloem.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bloesem

('bloesem) m. (-s; -pje) [~ bloeien] 1. Eig. bloem als voorteken van de vrucht : een pracht van veelbelovende -s. Syn. → bloei. 2. Metn. al de bloesems samen : de valt af; dragen. 3. Metf. veelbelovende jeugd : de van zijn leven.