Wat is de betekenis van Bloemzoet?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bloemzoet

bn., 1. bijzonder lief en vriendelijk (doorgaans met de bijgedachte van niet te vertrouwen): een bloemzoet gezicht zetten; een bloemzoet mannetje; 2. (gew.) een weinig scheel ziende.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bloemzoet

bn., bw. (bijzonder lief, vriendelijk met de bijgedachte aan veinzerij): een bloemzoet gezicht; bloemzoet kijken; gew. ietwat scheel.

2025-07-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Bloemzoet

Bloemzoet - naam, welken men vroeger wel aan zoete appels gaf. De appel Herfst-Bloemzoet komt nog wel voor.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bloemzoet

('bloem) bn. en bw. [bloem, bloemmeel] zeer lief doch niet al te zeer te vertrouwen ; een gezicht zetten.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bloemzoet

bn., bijzonder lief en vriendelijk (doorgaans met de bijgedachte van niet te vertrouwen): een bloemzoet gezicht zetten; een bloemzoet mannetje; onnozel lief: bloemzoet romantisme.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bloemzoet

BLOEMZOET, bw. bijzonder iief en vriendelijk (doorgaans met de bijgedachte van niet te vertrouwen); een bloemzoet gezicht zetten; een bloemzoet mannetje; — (gew.) een weinig scheel ziende.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten