Wat is de betekenis van bloemzak?

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

bloemzak

(1904) (Vlaanderen) dik manspersoon; futloos persoon, slappeling. • Omdat ge nog veel te groen zijt om mij voor den aap te houden, bloemzak! (Jan Bruylants: Tijl Uilenspiegel in Vlaanderen. 1904) • Dikke man. Bloemzak, biervat, papzak, kop en kont ineen gestoten, stront en darmen. Vet wkske. dikke pens, tribunaalbuik, vetbuik, buik zesti...

2025-07-25
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

bloemzak

Hij zit erbij (ge)lijk een bloemzak (zoutzak, bloem = meel).

2025-07-25
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

bloemzak

(in Vlaanderen) futloos persoon, slappeling. Omdat ge nog veel te groen zijt om mij voor den aap te houden, bloemzak! (Jan Bruylants, Tijl Uilenspiegel in Vlaanderen, 1904) De Vlaming is een onsportieve bloemzak: dat is de keiharde conclusie van een grootschalig onderzoek naar de fitheid van de Vlaming. (De Standaard, 20/01/2005)

2025-07-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

bloemzak

(de, -ken) zoutzak, persoon zonder energie. De Palma, die tot dan toe met een routineus gezicht als een bloemzak in zijn zetel hing, veert recht en begint koortsachtig in een stapel glossy tijdschriften te bladeren. - DS, 19-06-2002.

Gerelateerde zoekopdrachten