Wat is de betekenis van blikker?

2025-07-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

blikker

1) (1926) (Barg.) zon. • Span de blikkers eens, kijk eens scherp uit. (Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 45. 1926) • (J.G.M. Moormann: De geheimtalen: Bronnenboek. 1934) • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011) • (Paul van Hauwermeiren:...

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

blikker

blikker - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blikkeren ♢ Ik blikker 2. gebiedende wijs van blikkeren blikker! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blikkeren blikker je?...