Blijvend
bn., duurzaam, durend, niet voorbijgaand: een blijvend gedenkteken; wij hebben hier geen blijvende stad (Hebr. 13 : 14); werken van blijvende waarde; blijvend letsel; — blijvend hout, blijvende maat, op zodanige maat als het na bezaging is (na verlies van de zaagsnede).