Wat is de betekenis van bliepen?

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

bliepen

1) (2011) (inf.) (in- of uitbliepen) met een OV-chippas in- of uitchecken bij de start en bij de eindbestemming. • Ze houdt haar kaart tegen het apparaat en gaat alvast voor de deur staan. Als we even later van de halte willen optrekken, draait ze zich verschrikt om. Ze houdt haar pasje omhoog. Gauw doe ik de deuren weer open. ‘Had ik no...

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bliepen

bliepen - Werkwoord 1. (inerg) het geluid 'bliep' laten horen de speelgoedrobot stond op hoogst irritante wijze in de woonkamer te bliepen

Gerelateerde zoekopdrachten