blaaspoep
(19e eeuw, vero.) rondreizende Duitse straatmuzikant. Zie ook: poep*. Ook: druktemaker. • bloaspoepen; schimpnaam voor de Duitsche muzikanten die hier de dorpen afloopen. “Haast zou ik vergeten hebben, dat eenige “blaospoepen” hun best deden om de feestvierenden stokdoof te maken.” – “– in eene ververs...