Wat is de betekenis van biskopeetje?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

biskopeetje

(1937) (Barg.) smoes, uitvlucht; ook: drukte. Kijk ook onder pieskapee*. • Ik begrijp heel de biskoepee over die ene dooie vent niet, als je nagaat, dat ze mekaar vandaag de dag bij bossies de hersens inslaan an het front! (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop. 1937) • Het woord ‘biskopee’ zal ook zeker zijn gevallen,...