Wat is de betekenis van Binken?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Binken

(binkte, heeft gebinkt), (gew.) zijn werk of de school verzuimen.

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

binken

Kijk onder: de bink* steken.

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

binken

binken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bink

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

binken

binkte, h. gebinkt (volkst. dagdieven, luieren; maandag houden).

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Binken

BINKEN, (hinkte, heeft gebinkt), (gew.) zijn tijd verlummelen; — (van werkvolk) een dag of een deel ervan, niet werken, Maandag houden; — (van scholieren) heimelijk de school verzuimen.