Wat is de betekenis van bigt?

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bigt

bigt - Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van biggen ♢ Jij bigt 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van biggen ♢ Hij bigt 3. verouderde gebiedende wijs meervoud van biggen bigt!