Wat is de betekenis van Biester?

2025-07-22
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Biester

Biester - Johannes Erich, philosoof uit den tijd der verlichting. * 1749 te Lübeck, † 1816 te Berlijn. B., die in Pruisischen staatsdienst was (in 1784 werd hij bibliothecaris te Berlijn), heeft invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van Gijsbert Karel van Hogendorp. Lit.: Verberne, Gijsbert Karel’s Leerjaren (1931). Cornelissen.

2025-07-22
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Biester

Biester - (Ernesto), 1829—1880, Portug. tooneelschrijver. Hij leverde voor het tooneel niet minder dan negentig stukken. Zijn drama’s, die ook in Spanje jarenlang grooten opgang maakten, trokken het publiek vooral aan door het pathetische der toestanden. B. was te Lissabon belast met de tooneelcensuur. Zijn voornaamste werken zijn: Os fidalgos do s...

2025-07-22
Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

biester

bijster, leelijk, onfatsoenlijk, onstuimig: de weg biester, ik was in de biester of op 'n biester − in de war, verdwaald, de kluts kwijt, ook van iemand die ijlt of van 't "verstand" is; op 'n biesteren kommen, (R.wold) = an 't dwelen raeken (Dwingeloo enz.); 'n biester slag van een meisje (Zuidwolde); neet doon, 't steet biester! (Zuidwolde); bies...