biertje: een biertje laten
(liet, heeft gelaten), (gemeenz.) plassen. Ik ging maar snel en marcheerde weer het erf op; door de poort. Een voorbijganger was daartegen net bezig een ‘biertje te laten’ (Dobru 1968a: 46). Etym.: NB de gele kleur en het schuim.