Beulemans
bn. en zn., I. bn., Beulemans Frans, slecht, Brussels Frans; II. zn. o., slecht Frans.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. en zn., I. bn., Beulemans Frans, slecht, Brussels Frans; II. zn. o., slecht Frans.
Marc De Coster (2020-2025)
(1910) (pej.) slecht Frans zoals de Brusselaar spreekt. Verwijst naar een personage uit het toneelstuk „Le Mariage de Melle Beulemans” (1910). Deze Brusselaar sprak een Vlaams-Frans mengeltaaltje dat op de lachspieren werkte. Zie ook: verbeulemansen*. • In ‘le mariage de mademoiselle Beulemans’ heeft het Parijsche toone...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
I. ('beulə) Hoofddpersoon uit het toneelstuk „Le Mariage de Melle Beulemans”] naam van de Brusselaar, die een Frans-Vlaams mengeltaaltje spreekt. II. 1. bn. en bw. als (van), betreffende een Beulemans. 2. o. taal van Beulemans.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: