Beukelaar
I. BEUKELAAR m. (-s), (hist.) schild met een knop, rondas; ook in de heraldiek. II. BEUKELAAR m. (-s), (Zuidn.) beukeboom.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. BEUKELAAR m. (-s), (hist.) schild met een knop, rondas; ook in de heraldiek. II. BEUKELAAR m. (-s), (Zuidn.) beukeboom.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Getty Research Institute (1990)
beukelaar - Kleine schilden met een handvat aan de binnenkant die in de linkerhand werden gehouden tijdens gevechten te voet; gebruikt van de 13e tot de 17e eeuw.
Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)
Thomas Simonsz, bedijker van Het Bildt (♱ Den Haag 1516). Eerste grietman (1505). Zie: H. Sannes, Het Bildt I(1951), 15.
Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)
in de Middeleeuwen was het woord bokelare en beukelare. Waarschijnlijk is het vernederlandst uit het franse boucler. Het is een schild dat in het midden een knop of bokel had. Het komt in de St.Vert. voor Ps. 91 : 4. Maar het Hebr. woord socheerah, dat maar één keer in de Bijbel voorkomt, heeft een onzekere betekenis: schild? ringmuur?
M. J. Koenen's (1937)
1. m. beukelaars (Z.-N. beuk 1). 2. m. beukelaars (rond of ovaalvormig schild met een knop in ‘t midden; rondas).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: