Wat is de betekenis van Beukelaar?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beukelaar

I. BEUKELAAR m. (-s), (hist.) schild met een knop, rondas; ook in de heraldiek. II. BEUKELAAR m. (-s), (Zuidn.) beukeboom.

2025-07-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

beukelaar

(de, -s) beuk, beukenboom, beukenhout.

2025-07-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Beukelaar

[v. beukel = ronde knop] soort rond schild.

2025-07-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Beukelaar

rond schild met een knop (wapenk.)

2025-07-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

beukelaar

beukelaar - Kleine schilden met een handvat aan de binnenkant die in de linkerhand werden gehouden tijdens gevechten te voet; gebruikt van de 13e tot de 17e eeuw.

2025-07-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

beukelaar

Beuk(eboom).

2025-07-25
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

BEUKELAAR

Thomas Simonsz, bedijker van Het Bildt (♱ Den Haag 1516). Eerste grietman (1505). Zie: H. Sannes, Het Bildt I(1951), 15.

2025-07-25
Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

BEUKELAAR

in de Middeleeuwen was het woord bokelare en beukelare. Waarschijnlijk is het vernederlandst uit het franse boucler. Het is een schild dat in het midden een knop of bokel had. Het komt in de St.Vert. voor Ps. 91 : 4. Maar het Hebr. woord socheerah, dat maar één keer in de Bijbel voorkomt, heeft een onzekere betekenis: schild? ringmuur?

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beukelaar

1. m. beukelaars (Z.-N. beuk 1). 2. m. beukelaars (rond of ovaalvormig schild met een knop in ‘t midden; rondas).